Zoeken
Brabantse Milieufederatie beoordeelt Brabantse RES’en: ‘Plannen moeten concreter, participatie kan beter’
9 juni 2021
Brabantse Milieufederatie beoordeelt Brabantse RES’en: ‘Plannen moeten concreter, participatie kan beter’
Na tweeënhalf jaar polderen zijn de 1.0 versies van de 30 Regionale Energiestrategieën (RES) in Nederland klaar. Nu is het aan de gemeenteraden, Provinciale Staten en waterschapsbesturen om ze kritisch te bekijken en mogelijk goed te keuren. Als natuur- en milieuorganisatie wilde de Brabantse Milieufederatie (BMF) zelf ook weten hoe het er in Noord-Brabant voorstaat. Ze heeft de plannen van de vier RES-regio’s in de provincie onder de loep genomen en iedere RES aan de hand van twaalf punten beoordeeld met een rapportcijfer. We spraken met Sandor Löwik van de BMF over de bevindingen en hoe hij tegen de RES-processen aankijkt.
Waar hebben jullie de Brabantse RES’en op beoordeeld?
“De drie grote thema’s waarop we gelet hebben zijn de hoeveelheid duurzame stroom die er volgens de plannen in de toekomst opgewekt gaat worden, de inpassing van de opwekinstallaties in het landschap en de natuur, en in hoeverre bewoners en lokale ondernemers betrokken worden.”
>> Bekijk de bevindingen van de BMF over de Brabantse RES’en in deze infographic.
En? Wat signaleren jullie?
“We zien grote verschillen tussen de vier Brabantse RES’en. Zo beoordelen we er een met een 8 en een ander met een 4. Bij allemaal zien we dat de warmteparagraaf heel mager is ingevuld. Aan de ene kant wel logisch, want feitelijk hoefde men alleen een ‘warmtestructuur’ op te schrijven, waarin de regionale warmtebronnen genoemd staan. Maar wat opvalt is dat er nergens iets staat over het verduurzamen van huizen.”
“Ze zeggen wel: ‘de gemeente werkt aan een Transitievisie Warmte’ (die alle gemeenten aan het einde van dit jaar moeten vaststellen – red.), maar nergens staat ‘we gaan alvast starten met een goed isolatieprogramma’. Dit mist nog overal, het is een blinde vlek. Er worden dus nog geen concrete plannen gemaakt voor de warmtetransitie.”
Wat valt op bij de plannen voor zonne- en windenergie?
“We zien dat de zonneladder overal wel genoemd wordt of toegepast, maar dat dat voor wind nergens het geval is. Bij wind gaat men heel sterk uit van de bestaande wettelijke beperkingen: wat mag er allemaal niet. Op die manier vallen heel veel locaties voor windmolens af en blijven er maar enkele mogelijke plekken in de regio over. En dan gaan ze kijken of het daar zou kunnen, terwijl dat meestal niet de meest logische plekken zijn. Het is meer toeval dat het daar kan.”
“Wat ons betreft moet de weg anders zijn. Eerst wil je bedenken: ‘wat zou volgens ons een goede plek zijn voor windmolens en waar ook zeker niet, rekening houdend met natuur en landschap’. Vervolgens moet je je afvragen welke barrières er zijn. Misschien staat er bijvoorbeeld een boerderij op die locatie. Dan kun je samen met de boer kijken of je daar wellicht toch iets kunt. Je wilt voorwaarden scheppen waardoor het wél kan en je niet alleen blindstaren op waar het wettelijk allemaal niet kan.”
Hoe zit het met de plannen voor het lokaal eigendom van de toekomstige zonneweides en windparken?
“Het streven van 50% lokaal eigendom, zoals beschreven in het Klimaatakkoord, wordt in alle Brabantse RES’en overgenomen. Maar de manier waarop het lokaal eigenaarschap wordt ondersteund, varieert weer heel erg. Er zijn RES’en die dat allemaal overlaten aan de gemeente en er zijn RES’en die proberen een regionaal ontwikkelfonds op te zetten, waarmee lokale energiecoöperaties een deel van de aanloopkosten voor zon- en windparken kunnen financieren.”
“De Regionale Energiestrategieën zijn bedoeld voor het maken van regionale afspraken. Maar in de praktijk is in veel RES’en moeilijk terug te vinden welke afspraken de gemeenten nou concreet samen maken. De plannen bestaan uit heel veel pagina’s tekst, maar wat de samenwerkende partijen in de RES nou echt concreet aantoonbaar hebben afgesproken? Dat vind je vaak niet terug.”
“Je zou eigenlijk willen dat helder aan het eind van elke paragraaf staat: ‘en daarmee spreken wij als gemeenten dit met elkaar af’. De RES-regio West-Brabant heeft dit overigens wel redelijk goed gedaan.”
Even ter opheldering: wie zitten er nou eigenlijk in die RES-groepen en hoe ziet die samenwerking eruit?
“De RES is een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten, die zijn vertegenwoordigd in een stuurgroep. Het heeft geen officiële juridische status, en kan ook geen formele besluiten nemen. De RES’en worden dan ook door afzonderlijke raden vastgesteld: gemeenteraden, Provinciale Staten en waterschappen.”
“Het oorspronkelijke doel van de RES’en was om gemeentelijke bestuurders samen met maatschappelijke partijen en burgers om tafel te brengen om een gedragen energiestrategie voor de regio op te zetten, waarin de belangen van de burgers, natuur én landschap worden meegenomen.”
“In de praktijk zijn de groepen die aan de RES werken helaas toch vooral ambtelijk. In de regionale stuurgroep zit meestal van elke gemeente een wethouder. Er is maar één Brabantse RES waar ook een energiecoöperatie en natuur- en milieuorganisatie in de stuurgroep zit. Dus de RES is in de meeste gevallen een groep wethouders, die samen zegt: ‘zo gaan we het organiseren in de regio’.”
“Goed om te beseffen is dat de stuurgroep en gemeenten dus geen aparte bestuurslagen zijn. Wethouders komen ook op voor hun eigen gemeentebelangen, en hebben dus een dubbele pet op. De RES drijft heel erg op de manier waarop wethouders al samenwerkten in een regio.”
In hoeverre waren burgers en maatschappelijke partijen dan betrokken bij het maken van de regionale energieplannen 1.0?
“Lokale maatschappelijke groepen konden hoogstens via een gemeente of via een ‘werkateliersessie’ of klankbordgroep input geven. Als BMF zaten wij voor alle vier de Brabantse RES’en in een soort klankbordgroep. Op die manier waren wij net als een aantal andere maatschappelijke clubs aangehaakt en konden we meepraten. Inspraak kun je het echter niet noemen. Het was hopen dat er wat met je input gedaan werd. Kortom: voor de meeste maatschappelijke organisaties stond de RES toch nog wel heel ver van hun bed. Zowel qua invloed als beleving.”
“Participatie bij het maken van de plannen en bij het vaststellen van de zoekgebieden voor windmolens en zonneparken is naar mijn idee onvoldoende gelukt. Het is te veel een politiek-bestuurlijk proces geweest, in plaats van dat er maatschappelijk gedragen toekomstplannen gemaakt werden.”
Ging het ook ergens wel goed?
“Ja, de REKS Hart van Brabant (hij wordt daar REKS genoemd: Regionale Energie- en Klimaatstrategie – red.) zit wel echt goed in elkaar! Het is de enige Brabantse RES waar naast wethouders iemand van een natuur- en milieuorganisatie in de stuurgroep zit, namelijk van Natuurmonumenten, én iemand namens de lokale energiecoöperatie.”
“Je ziet in de plannen terug dat daar betere keuzes worden gemaakt, ook in relatie met klimaatadaptatie. Vandaar de toevoeging van de K in de REKS. Het is een heel mooi voorbeeld van hoe het ook kan. Deze RES krijgt van ons dan ook een 8.”
Heb je het idee dat de RES-regio’s op jullie feedback zitten te wachten?
“In het voorjaar van 2020 hebben we al eerder een reactie geschreven op de Brabantse RES’en. Vergelijkbaar met wat we nu met de RES’en 1.0 hebben gedaan, maar destijds voor de conceptversies. Als je ziet wat ze toen hebben overgenomen, is dat bar weinig helaas. Toch blijven we ons actief inzetten om het belang van een duurzame en echt groene energietransitie onder de aandacht te brengen.”
Jullie hebben als BMF lokale groepen betrokken bij jullie bevindingen. Hoe is dat gegaan?
“Klopt, we vinden het namelijk belangrijk dat onze ruim 100 aangesloten (vrijwilligers)organisaties de tools en kennis hebben om punten in te brengen bij de eigen gemeenteraden. Zo leveren we een belangrijke bijdrage aan het democratisch proces.”
“Per Brabantse RES-regio hebben we een online ‘achterbanbijeenkomst’ behouden, waarvoor we de lokale natuur- en milieugroepen en energiecoöperaties hebben uitgenodigd. In die sessies hebben we hen geïnformeerd over wat er in de Regionale Energiestrategie 1.0 beschreven staat en wat ons oordeel erover is. We hebben aangegeven wat de lokale partijen zelf kunnen doen om invloed uit te oefenen op hun eigen gemeenteraad, die de RES vaststelt.”
Wat hoop je dat de RES-stuurgroepen dit keer met jullie feedback en die van de lokale partijen doen? De RES’en liggen immers al bij de bestuurders ter goedkeuring.
“De stuurgroepen kunnen nu inderdaad voor de 1.0 versie weinig meer veranderen. We hebben onze pijlen daarom gericht op de gemeenteraden. We hebben hen een brief gestuurd met onze bevindingen en aandachtspunten, en aangegeven dat wat ons betreft de RES 1.0 geen eindpunt is, maar het startpunt van de realisatie van de opwek van duurzame energie in Nederland.”
“Er is overigens wel een kopie van de brief naar de stuurgroepen gegaan. We hopen dat ze onze feedback meenemen voor een volgende versie van de RES, die in 2023 klaar moet zijn.”
Hoe ziet het vervolg van de regionale samenwerkingen eruit?
“De gemeenten zijn nu aan zet om de RES’en te vertalen naar concrete plannen voor de gemeente, dus hoe ze grootschalige opwek van duurzame energie gaan realiseren. Het zijn de gemeenten die de plannen moeten gaan uitwerken en uitvoeren.”
“De taak van de RES-stuurgroepen is nu met name om in de gaten te houden of het wel goed gaat, of alle gemeenten zich houden aan de afspraken. De rol van de stuurgroepen wordt beduidend kleiner, al verschilt het per regio welke afspraken er precies gemaakt zijn rondom samenwerken.”
“Het kan bijvoorbeeld zijn dat als een gemeente een nieuw gebied aanwijst voor toekomstige windmolens, de RES-stuurgroep eerst met elkaar wil bespreken of dat wel een goed idee is. Maar dit ligt dus aan de onderling gemaakte afspraken.”
“In de ene RES zeggen ze: ‘elke gemeente doet het zelf’. Die scoort bij ons ook een 4, want de opgave van de RES gaat juist om samenwerken en daar hebben ze niet aan voldaan. Er zijn gelukkig ook regio’s die wel heel intensief samenwerken.”
Denk je dat de personen die de RES’en nu moeten beoordelen daar de juiste kennis voor hebben?
“Het valt me op dat we naar aanleiding van onze infographic met de beoordelingen, best wel wat vragen binnenkrijgen. Dat is een goed teken, het geeft aan dat de raadsleden zich echt verdiepen in de energieplannen. Daarbij hopen we dat ze onze aandachtspunten ter harte nemen.”
Wat wil je de RES-stuurgroepen meegeven?
“Wees niet bang om maatschappelijke organisaties uit te nodigen in de stuurgroep! Alleen dan komen we verder, het maakt gewoon heel veel uit. Het kan nog steeds, je hebt alle vrijheid om die stuurgroep uit te breiden.”
“Ik denk dat de meeste bestuurders het heel spannend vinden om maatschappelijke organisaties een plek te geven aan de gesprekstafel, terwijl zij juist kunnen helpen om van de RES een succes te maken.”