Zoeken
‘De ramen moeten nu echt wagenwijd open voor participatie’ – knelpunten in de RES’en
3 februari 2021
Annie van de Pas, directeur van de Natuur en Milieufederaties schoof vorige week namens de Participatiecoalitie en haar eigen organisatie aan bij de Ronde Tafel in de Tweede Kamer over de knelpunten in de Regionale Energie Strategieën (RES). Ze hield een gloedvol betoog over de noodzaak om de deuren en ramen zowel op landelijk als op regionaal niveau wagenwijd open te zetten voor participatie. We vroegen haar hoe het is gegaan.
Maartje den Breejen
Wat waren de kernpunten van je betoog in de Tweede Kamer over de knelpunten in de Regionale Energie Strategieën?
“Het allerbelangrijkste punt dat ik heb aangekaart is dat participatie en ruimtelijke principes snel de volle aandacht moeten krijgen in de dertig regionale energieplannen. De belofte van een ‘gedragen Regionale Energiestrategie (RES)’ waar alle treden van de participatieladder worden ingezet, is tot op heden niet waargemaakt. Burgers zijn onvoldoende betrokken bij de totstandkoming van de regionale energieplannen.
De ramen en deuren van de RES moeten nu echt wagenwijd open worden gezet voor bewoners en voor lokale en maatschappelijke organisaties. Bestuurders en beleidsmakers moeten lef en daadkracht tonen. De toekomstige generatie en burgerfora moeten nadrukkelijk een stem krijgen en plaatsnemen in de stuurgroepen die er in de regio’s zijn.”
Hoe heb je dat betoog onderbouwd?
“Ik heb uitgelegd dat we als maatschappelijke organisaties met alle dertig regionale energiestrategieën te maken hebben en dat we daarom behoorlijk goed zicht hebben op wat er gaande is. Wij zien in ons werk telkens dat mensen nog niet goed genoeg voelen dat ze deel uitmaken van een grotere landelijke opgave. Het klimaatakkoord is een hele grote puzzel, die we met zijn allen moeten oplossen. Dat ervaren mensen niet voldoende als ze met kleine puzzeltjes op lokaal niveau bezig zijn. Dat blijkt wel uit de vragen die mensen stellen als je over energiewinning op het land begint. De eerste vraag is altijd: waarom kan niet alle windenergie op zee? Of kunnen we het tekort niet oplossen met kernenergie?
Landelijke campagne
Het is belangrijk dat er een grote landelijke campagne komt, waarin we duidelijk maken dat energiewinning op land geen luxe is. Er is meer ruggensteun nodig. Het nieuwe kabinet moet meer en beter uitleggen dat er ook een harde klimaatopgave op land ligt. Den Haag moet uitleggen dat burgers kunnen meedenken over het ‘hoe’, maar dat het ‘wat’ (de duurzame energieopgave zelf) niet ter discussie staat. Dat is onvoldoende gebeurd, waardoor lokale bestuurders zelf de kooltjes uit het vuur moeten halen en burgers niet voldoende snappen waarom deze lokale opgave noodzakelijk is. Als je draagvlak wilt creëren voor participatie zal je eerst moeten informeren. Op dat punt vinden wij het landelijk te stil.
Eensgezindheid
Het belangrijke punt dat daarop aansluit en dat ik naar voren heb gebracht in de Tweede Kamer is dat het hoog tijd wordt om landelijk en regionaal met één mond te spreken. Dan voorkom je dat burgers de ene dag iets horen over windenergie en dan weer over kernenergie. Dat is voor iedereen verwarrend. Wij, maatschappelijke organisaties constateren dat keer op keer in – tegenwoordig digitale – achterafzaaltjes. Nu worden regie en lokaal maatwerk vaak als tegenstellingen gepresenteerd. De genuanceerde werkelijkheid is echter dat lokaal maatwerk en rijksregie allebei nodig zijn. Het is geen kwestie van of/of, maar van en/en.”
Heb je ook uiteengezet hoe ver die rijksregie moet gaan?
“Regie vanuit het rijk is niet alleen noodzakelijk met betrekking tot regelgeving rond zon en wind, maar ook voor natuur en landschap. Als het gaat om natuur en landschap staat het rijk nu op een te grote afstand. De partijen aan tafel in de regionale energiestrategieën zijn bijvoorbeeld niet toegerust om de opgetelde landelijke natuureffecten van lokale keuzes te kunnen overzien, of om knopen door te hakken over potentiële zoeklocaties die aan verschillende RES-regio’s grenzen. Het rijk moet daarom sturen op natuur en landschap. Dat kan onder meer door het Planbureau voor de Leefomgeving natuur mee te laten nemen in haar analyses en door landelijke keuzes te maken voor ecologische en cultuur-historische belangrijke landschappen en gebieden.
Heeft het rijk ook een controlerende functie?
“Ik heb tot slot het punt gemaakt dat landelijk moet worden toegezien dat de regionale energiestrategieën niet te technocratisch en bestuurlijk worden. Ze moeten hun huiswerk doen en met bewoners in gesprek gaan vóórdat ze eventuele locaties voor energiewinning hebben gevonden. Nu gebeurt het vaak nog andersom. Maar je kunt je zoektocht heel goed beginnen met de vraag aan bewoners: wat vindt u belangrijk in uw buurt? We hebben deze opgave, hoe zou u het doen? Je kunt mensen bij vormen van energiewinning betrekken door middel van energygames. Hierbij kun je duidelijk maken wat het verschil is tussen energiewinning door wind versus zon. Mensen weten bijvoorbeeld vaak helemaal niet dat een windturbine veel meer energie opwekt dan zonnepanelen.”
Dus wat moet er nu gebeuren?
“Maak van de RES een echt sociaal-maatschappelijk project. Werk in co-creatie mét bewoners, maatschappelijke partners en bedrijven. Laat hen meedenken, meedoen, meebeslissen en meeprofiteren en betrek hen niet pas als keuzes al gemaakt zijn. Zo wordt ook invulling gegeven aan het doel om via de RES langjarige samenwerking te organiseren met betrokken partijen, met name voor de voorbereiding en uitvoering van energieprojecten.”
“Gemeenten moeten lokaal eigendom en financiële participatie goed opnemen in hun beleidskaders en door de RES’en aangemoedigd worden om te kijken hoe het wél kan. Het Plan Bureau voor de Leefomgeving moet natuur en landschap meenemen in haar analyse zodat we straks goed afgewogen kunnen zien wat alle Regionale Energie Strategieën opgeteld en cumulatief betekenen voor ecologie en landschap. Om onze energiedoelen op land te halen, zijn regie en lokaal maatwerk beiden essentieel.”
Hoe is er gereageerd op je betoog?
“Ik merk dat de politiek en het rijk zoekende zijn. Ze zijn gevoelig voor het gekrakeel aan de zijlijn. Maar ik geloof wel dat ze hebben begrepen dat ze moeten waken voor grilligheid in hun beleidsvoering. Ze mogen best streng zijn op de RES’en, ze mogen hen terugfluiten en pas laten terugkomen als ze hun huiswerk hebben gedaan. Ik denk dat ik ze bewuster heb gemaakt van wat ze kunnen doen om het lokale proces beter te sturen.”